zaterdag 26 december 2015

Het mooie kerstverhaal van Xinix...

In deze tijd van het jaar hoor ik vaak een verhaal over iemand die geboren is in een stal, een grot, een kribbe of soms zelfs een “bakske vol met stro”. Mensen vinden hoop, troost en liefde in dat verhaal, zo heb ik mij laten vertellen.
Ik wil een ander verhaal vertellen. Wel een verhaal over hoop, troost en liefde. Bakken vol met hoop, troost en liefde. Maar het begint niet in een stal maar in een open veld, ergens in winters Spanje.
Mijn moeder had daar haar nest gemaakt en daar kreeg ze haar pups. Mijn zusje en ik, en misschien nog wel meer broertjes en zusjes maar jullie zullen het me vast vergeven dat ik niet alles meer weet van zo vlak na mijn geboorte. Mama deed haar best om goed voor ons te zorgen, dat weet ik zeker. Maar toch kwam ze na een paar dagen niet meer terug. Koud en hongerig zochten wij pups troost en warmte bij elkaar. Mama? Waar is mama toch? Waar blijft mama? 
Er kwamen mensen kijken bij ons, mama was wel gezien door hen maar ook zij wisten niet waar ze gebleven was. Zeker een dag, maar misschien wel langer, waren wij al zonder mama toen we meegenomen werden door de mensen. Welke mensen? De mensen van de Refugio van Ace. Mama was slim geweest door zo vlak bij de Refugio haar nest te maken. Zou ze geweten hebben dat ze niet bij ons kon blijven? Oh mama toch…
In de Refugio waren heel veel andere honden, maar mama was er niet. En wij jonge pups hadden lichaamswarmte en verzorging nodig, en melk. Heel veel melk. En mama. We waren te moe en te koud en te hongerig om bang te zijn. We mochten mee naar het huis van Joke en daar konden we op krachten komen. Veel melk, knuffels, aaitjes, warmte en liefde. Van verlaten pups werden we flessenpups en we groeiden als kool. Hoe fijn we het er ook hadden, we konden niet voor altijd in dat huis blijven. Ik hoorde de mensen praten over een gouden mandje, dat zochten ze voor ons. Maar waar dan?
Toen ik zelf brokjes kon eten en ongeveer de leeftijd had dat mama het sowieso een goed plan had gevonden als ik het nest zou verlaten, ging ik op reis. Ik weet niet veel meer van die reis, maar er wordt vermoed dat ik het eng heb gevonden want tot de dag van vandaag kan ik niet tegen benches en kennels. 
Maar aan het eind van die reis wachtte daar in België Leen op mij, en met heel veel honden om mij heen mocht ik bijkomen en spelen en eten en leren van de grote honden. Mama had mij immers niet kunnen leren wat goed hondengedrag was, maar dat leerde ik nu stapje voor stapje. Was dit mijn gouden mandje? Nee, maar dit opvangadres was wel een stap dichterbij. Er kwamen hondjes bij en er werden hondjes opgehaald, steeds door andere mensen.
En toen stonden ze daar ineens in de tuin: twee grote mensen en één wat kleinere. De Man, Blondie en Junior. Junior, die vond ik wel leuk want die gooide steeds met de bal. Ik werd opgepakt en gekroeld en er werd over me gepraat. Blondie vroeg aan Junior of hij mij leuk vond. Wat er daarna gezegd werd heb ik niet gehoord want ik holde (en struikelde) weer 
achter de bal aan. Maar toen ik terug kwam stond Junior helemaal te springen en te juichen joh! En weer werd ik gekroeld en geaaid. Spannend wel hoor. 
Het werd nog spannender toen ik een riem om kreeg en meegenomen werd. Leen zei me gedag en ik werd in een auto gezet. Was nog best een eindje rijden en onderweg zat De Man naast me en kletste mijn oren van mijn hoofd. Ik werd er moe van dus ik deed lekker mijn ogen dicht voor een dutje. Een plaspauze terwijl ik helemaal niet hoefde te plassen en verder gingen we weer. Toen de auto daarna weer stopte en ik er uit mocht , stonden die drie mensen alle drie te snotteren. “Thuis”, zeiden ze. Thuis? 
Naar binnen, en ik ging op onderzoek uit. Mand op de bank (yes!), geen andere honden (alles in de voerbak is voor mij!) maar wel twee katten. Zo zoetjes aan zijn we wel vrienden geworden. En een nieuwe naam: Xinix. Ik ben vernoemd naar de ziener uit de boeken van Asterix en Obelix. Dat bleek een profetische keuze te zijn geweest.
De mensen, mijn mensen, en ik, we zijn een team geworden door de jaren heen. Een gezin. Familie. Ik word binnenkort vijf mensenjaren oud en we hebben veel meegemaakt. Ik mocht mee op vakantie, een stacaravan is beter geschikt voor mij dan een tent. Als opa in de ochtend gauw even een krantje gaat halen, dan wurm ik de rits open en dabber rustig achter hem aan over de camping. Opa’s en oma’s hebben ze hier dubbel trouwens, erg leuk. En als die op visite komen dan ga ik helemaal uit mijn dak. En als ik niet mee kan op vakantie, dan mag ik logeren bij Krullenbol. Met Krullenbol mag ik mee in de tram en naar kantoor, want zo braaf ben ik (soms). 
Andere honden vind ik heel leuk, gezellig, lekker spelen. Maar ik begrijp ze niet altijd even goed, dat is toch lastig als flessenpup. Daarom gaat Blondie geregeld met me naar Hondenspeeltuin Bello, naar het windhondenuurtje. Als er teveel kleine hondjes zijn dan loop ik ze omver als ik ga racen, en ik vind het ook moeilijk om dan te spelen en niet te gaan bazen over die ukkies. Bij het windhondenuurtje tref ik mijn gelijken en zij helpen me met hondentaal. 
Ook mag ik met Blondie mee om te helpen paarden te verzorgen. Ik inspecteer dan het weiland en ren en race tussen de paarden, die helemaal aan mij gewend zijn. 
Maar er ging me wat opvallen aan Blondie. Zo af en toe zakt ze ineens neer, of ze praat ongewoon of kijkt wat raar voor zich uit. Ik maak me dan best zorgen om haar en blijf dan heel dicht bij haar. Ik vind het raar maar Blondie en de anderen zien het niet aankomen terwijl het voor mij zo duidelijk als wat is. Misschien is dat wel de ziener in mij, waarom mijn naam zo goed bij me past. Dus waarschuw ik Blondie als het er weer aan zit te komen, ik zorg er dan voor dat ze niet op kan staan als ze zit. En als ze niet zit dan doe ik mijn best om haar aandacht te trekken. Door de manier waarop ik dat doe, weet ze dat het weer zover is. En net zoals ik meestal naar mijn mensen luister, luisteren mijn mensen meestal ook naar mij. Ze vinden het zó knap dat ik dat weet en doe, ze noemen me een epilepsie-hulphond. Sinds ik dat doe en Blondie niet alleen naar me luistert maar ook op me durft te vertrouwen, ga ik steeds vaker met Blondie op pad. Fijn voor mij maar ook voor haar, samen komen we nog eens ergens.
Mijn zusje, Indy, heeft haar gouden mandje ook gevonden heb ik gehoord. Dat wisten mijn mensen via FaceBook, waar ik ook een eigen pagina heb en er is ook een heus blog over mijn belevenissen (xinix2011.wordpress.com al moet Blondie dat hoognodig weer eens bijwerken). Hopelijk gaan Indy en ik elkaar weer eens zien.
Geboren in een veld, achtergelaten en gevonden. Moet je me nu zien, met mijn jasje aan als ik met Blondie op stap ben of lekker lui languit op de bank bij de verwarming met mijn buikje vol, kroelend met een van mijn mensen. Hoop, troost en liefde. Vanaf het moment dat de mensen van Ace mij vonden heeft het me daaraan niet meer ontbroken. En hoe gezegend ben ik, als flessenpupje, dat ik die hoop, troost en liefde door mag geven aan mijn mensen. Dagelijks terug mag geven aan de mensen. Terwijl ik het ook nog dagelijks mag ontvangen. Dat heb ik allemaal te danken aan de geweldige mensen van Ace, want met hen is het voor mij begonnen.
En helemaal goed kan ik het verhaal van dat stalletje, die kribbe, dat bakske vol met stro niet volgen, maar als ik me niet vergis is dat wèl waar ook dat verhaal om draait: het ontvangen en weer doorgeven van hoop, troost en liefde. Dat wens ik jullie, mens en dier, allemaal toe. Bakken vol met hoop, troost en liefde, want dat maakt gouden mandjes en warme huizen.






 Xinix heeft zicht ontpopt tot een eplilepsie hulphond. 
Ook het Epilepsiefonds heeft een verhaal over hem en zijn "Blondie" gepubliceerd.

http://babsje.nl/xinix-blijft-bij-barbara-tot-de-aanval...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten